Met 33,33 meter voldeed het Sportfondsenbad in Haarlem niet aan de standaard lengte van een zwembad. Toch was het jarenlang de thuisbasis van de verenigingen DWT, DWR en HPC voor hun waterpolowedstrijden. Met aan de hoge muur een hangend doel en het ondiepe deel drijvende versie.
Architect Van Lochem ontwierp de accommodatie vlakbij de Haarlemmer Hout en het centrum. Tussen 1933 en 1934 werd het gebouwd en de opening was in 1935. ‘Royaal van opzet, kloek van bouw’ recenseert het Haarlems Dagblad over de eerste bevindingen. Er zijn wat tussentijdse aanpassingen gedaan. Zo werden eind jaren 60 de kolen gestookte ketels vervangen door gasketels. In die periode werd op de plek van de fietsenstalling een instructiebad gebouwd. Halverwege jaren 70 werd de voor die tijd moderne luchtverwarming en ventilatiesysteem geïnstalleerd.
Een paar bevindingen van oud-zwemmers en -waterpolospelers:
Simon Meijn schoot ooit de bal zo hard op de lat van het hangende doel als speler van Rapido’82 dat deze uit z’n sponning sprong en half bleef hangen. Simon zelf was geen fan van het oude bad. Maar dat had met een jeugdherinnering te maken. ‘’Ik dacht dat er achter het hek, waar de golven vandaan kwamen, haaien zaten. Ik heb daardoor zelfs tijdens afzwemmen in me broek gescheten.’’
Frank Muylaert blikte terug op de legendarische dinsdagavond waarin ‘zijn’ DWT verloor van Potvis. “De ongelukkige terugspeelbal van Frank Lanfermeijer op keeper Jaap Kwadijk werd door de tegenstander onderschept met de winnende treffer als gevolg.’’ Maar ook de derby’s tegen Njord’59 zorgden voor een mooie strijd. “Het bad zat tot de nok vol. Ik heb zelfs een keer bijna een asbak vanaf de tribune tegen mijn hoofd gekregen.” Een ander hoogtepunt was de 24 uurs zwemmarathon. “Met deelname van HPC, DWR, Het Y, DWT en nog een club. Maar dat weet ik niet meer.”
Ingrid den Hartigh heeft op drie vlakken herinneringen aan het ‘Sport’. Als medewerkster, als lid van DWR en als kringtrainster van de waterpoloselectie van Noord-Holland. ,,Ik werkte ze tot de sluiting in het zwembad. In die tijd waren drie standen van het water. De gewone hoogte, een niveau voor als het golvenbad aan ging en de waterpolostand. Het tijdelijk overbodige water werd opgeslagen in kelder. En die werd jaarlijks schoongemaakt.’’
En over die schoonmaak is – natuurlijk – een anekdote: ,,Stel je heb een lege kelder voor die net schoon is. Dan moest er weer water in gepompt worden. Een ontzettende bak herrie was dat als je in die kelder was. En gewoon een kwestie van een knopje omzetten. Dat laatste deden we toen collega Cees nog beneden was. Hij kreeg een hartverzakking en nam het ons, wij lagen gevouwen van het lachen, ontzettend kwalijk.’’